Inleiding
Van zodra een onderneming door de Ondernemingsrechtbank failliet wordt verklaard, verliest zij de beheers- en beschikkingsbevoegdheid over haar vermogen. De rechtbank stelt een curator aan, die de plaats van de gefailleerde inneemt en bijgevolg ook als enige bevoegd is om daden van beschikking te stellen. Anders gezegd, enkel de curator kan het vermogen van de gefailleerde ten gelde maken en de schuldeisers betalen.
Deze beschikkingsonbevoegdheid brengt gevolgen teweeg voor de wijze waarop de schuldeiser en de gefailleerde kunnen procesvoeren.
Vanuit de positie als ‘schuldeiser’
Indien een schuldeiser zijn vordering op de gefailleerde schuldenaar wil innen dan zal hij tijdig een aangifte van schuldvordering in het faillissement moeten doen. Het is dan aan de curator om deze schuldvordering al dan niet te aanvaarden en in de mate van het mogelijke ook uit te betalen. Van zodra uw schuldenaar failliet is, hoeft u als schuldeiser dus niet meer te dagvaarden aangezien dit via de curator verloopt.
Dit laatste moet echter genuanceerd worden. Het kan nl. wel nuttig zijn om als schuldeiser een gefailleerde- natuurlijke persoon (eenmanszaak) toch te dagvaarden indien men bv. vergeten is om tijdig zijn schuldvordering in te dienen. De uitvoerbare titel die de schuldeiser door middel van een vonnis verkrijgt, zal hij echter niet tegen de curator kunnen gebruiken.
De uitspraak zal pas relevant zijn indien 2 voorwaarden vervuld zijn. Enerzijds mag de gefailleerde – natuurlijke persoon niet worden kwijtgescholden van zijn restschulden. Anderzijds moet de gefailleerde een vermogen hebben die buiten het faillissement valt. De eerste voorwaarde kan worden ingevuld door een tijdig en gemotiveerd verzet tegen de kwijtschelding.[1] De tweede voorwaarde zal quasi nooit een probleem vormen aangezien vanaf 1 mei 2018 alle nieuwe inkomsten van de gefailleerde buiten het faillissement vallen.[2]
Vanuit de positie als ‘gefailleerde’
Zoals reeds aangehaald kan een gefailleerde vanaf het faillissement niet meer vrij kiezen welke procedures hij wenst te voeren. Dit ligt nl. volledig in handen van de curator. Ook dit moet echter genuanceerd worden. Allereerst kan de gefailleerde – logischerwijze – wel procedures opstarten met betrekking tot zijn nieuwe ondernemingsactiviteit.
Daarnaast is er nog een bijkomende uitzondering op het principe van de beschikkingsonbevoegdheid volgend uit rechtspraak van het Hof van Cassatie. Indien een schuldeiser een procedure opstart of voortzet tegen een gefailleerde schuldenaar in plaats van tegen de curator dan kan de gefailleerde wel beslissen om hiertegen een rechtsmiddel aan te wenden ingeval van een negatieve uitspraak. De gefailleerde heeft hiervoor geen toestemming van de curator nodig.
Op die manier wordt het recht op toegang tot rechter dan ook gewaarborgd.
[1] Art. XX.173, §3 WER
[2] Art. XX.110, §3, tweede lid WER