B2B
Overeenkomsten tussen consumenten en ondernemingen (B2C) zijn al geruime tijd onderworpen aan rechtsregels van dwingend recht ter bescherming van de zwakke contractspartij, de consument. Denk maar aan een beding waarbij de ondernemer zich het recht toekent om éénzijdig de prijs te verhogen.[1]
De wetgever acht het nu ook nodig om in B2B – relaties een juridische bescherming te voorzien. De nieuwe wet omvat drie sets van regels en strekt zich uit tot alle soorten ondernemingen.[2]
Verbod op oneerlijke marktpraktijken
Vanaf 1 september 2019 geldt een verbod op oneerlijke marktpraktijken. De wetgever viseert zowel misleidende praktijken[3] als agressieve praktijken[4].
Als een onderneming onjuiste informatie krijgt van een andere onderneming en dus wordt bedrogen spreekt de wetgever van misleidende praktijken. Dit kan betrekking hebben op de prijs, de aard van het product, …
Bij een agressieve marktpraktijk wordt een onderneming – psychisch en fysisch – ertoe gedwongen om een bepaalde beslissing te nemen die zij anders nooit zou genomen hebben.
Misbruik van economische afhankelijkheid
Het verbod van misbruik van economische afhankelijkheid vormt een volgende beperking op de contractsvrijheid. Met dit verbod wil de wetgever misbruiken verbieden die het gevolg zijn van de economische afhankelijkheid van de éne ondernemer van de andere. Hierbij is het niet noodzakelijk dat één van die ondernemingen echt een dominante positie op de markt heeft.[5] Wanneer een landbouwer hoofdzakelijk goederen levert aan één grote onderneming dan is die landbouwer economisch afhankelijk. Die positie op zich is niet verboden, pas wanneer de sterkere onderneming hiervan misbruikt maakt, kan de landbouwer zich tot de rechter wenden.
De wetgever verduidelijkt dit verbod door een opsomming te geven van een aantal verboden praktijken.[6] Een voorbeeld hiervan is het opleggen van onbillijke aan – of verkoopprijzen. Vanaf 1 juni 2020 treden deze nieuwe bepalingen in werking.
De mededingingsautoriteit kan bij schending een boete van 2 % van de omzet opleggen. Daarnaast kan er ook nog langs privaatrechtelijke weg een sanctie worden opgelegd.
Verbod op onrechtmatige bedingen
Het gevaar bestaat ook dat ondernemingen onderling elkaar voorwaarden opleggen die zorgen voor een juridisch onevenwicht. Deze contractuele bepalingen worden onrechtmatige bedingen genoemd. Er geldt een verbod om onrechtmatige bedingen van vanaf 1 december 2020.
De wetgever heeft een onderscheid gemaakt tussen bedingen die altijd en automatisch onrechtmatig zijn en bedingen die mogelijk onrechtmatig zijn.[7]
Een voorbeeld van een automatisch onrechtmatig beding is een beding dat eenzijdig de toegang tot de rechtbank in geval van betwisting ontzegt. Terwijl schadebedingen die een bedrag bevatten dat niet in verhouding staat met het geleden nadeel mogelijk onrechtmatig zijn.
Het is duidelijk dat deze wet zorgt voor een verregaande inmenging in de professionele relaties tussen ondernemingen. Het is dan ook van belang dat ondernemingen bij het opmaken van contracten nagaan dat deze conform de nieuwe wetgeving zijn. Blienberg advocaten helpt u hiermee graag verder.
[1] De zwarte lijst genaamd, opgesomd in artikel VI.83 WER.
[2] Wet van 4 april 2019 houdende wijziging van het Wetboek van Economisch Recht met betrekking tot misbruiken van economische afhankelijkheid, onrechtmatige bedingen en oneerlijke marktpraktijken tussen ondernemingen, BS 24/05/2019.
[3] Art. VI. 105 – VI.109 WER.
[4] Art. VI.109/1-VI.109/3 WER.
[5] Definitie van de positie van economische afhankelijkheid in artikel I.6 WER.
[6] Opsomming van mogelijke misbruiken in artikel IV.2/1 WER.
[7] De zwarte lijst in art. VI.91/4 WER en de grijze lijst in art. VI.91/5 WER;